Vrijheid in verbondenheid
Brief aan mijn kleinkind
Mijn lieve kind, kind van mijn kind,
Mochten we elkaar nooit ontmoeten,
weet dat ik je ‘Licht’ wilde noemen
Mocht ik je geen verhaal kunnen vertellen,
vraag aan de ochtendbries
hoe het ons is vergaan.
Voor jou heb ik dit ingefluisterd
in de oren van de wind,
en woorden gelegd
in de bek van de ochtendvogel
Men zegt dat verhalen voor de nacht zijn,
maar het is de ochtend die pijn doet
De dageraad keert altijd terug
om zich de nacht te herinneren
Maar je zult wenen, mijn Licht,
je zult wenen
om wat het leger van de duisternis heeft aangericht
Ach kind, kon ik dan je pijn overnemen!
Want ik ben wel wat gewend
Zeker, je zult treuren,
maar moge de wind
je troostende woorden influisteren
Moge je leven gevuld zijn met liefde,
en geliefden met brede schouders
Menig ochtendkrieken moest ik wenen,
en de troostende woorden bleven dikwijls weg
Voor jou heb ik verhalen achtergelaten,
moge mijn woorden je bereiken
als de dageraad je weer eens verbijstert,
wanneer de deken van de duisternis weifelt…
Moge je leven gevuld zijn met zachte zonnestralen,
maar vergeet niet de nacht te kennen
Mocht mijn reis ten einde komen,
en ik je niet meer kan aanspreken,
weet dat het niet de schuld is van de nacht
De zon kreeg z’n eigen plek toebedeeld
– dat is het enige wat eerlijk is gebleven
De nacht waakt over ons
met miljoenen sterrenlampjes
De maan koestert ons, en vecht
om de grimmigheid van de duisternis in te tomen
– vaak tevergeefs
Het is de duisternis, mijn Licht,
het is de dracula die de nacht gijzelt
Mocht ik je nooit te spreken krijgen,
ik vertel je nu vast over de duisternis
O, duisternis, duisternis…
En ik doel niet op de nachten, de nacht
bedompt met de stank van onzuivere kerosine
Niet op mijn vermoeide pupillen
halsstarrig gehecht aan de boeken en schriften
Ik klaag niet over de pijn in mijn vingers
die het potlood vastklampen vóór zijn laatste slijpronde
Nee, mijn Licht,
zelfs de koude nachten zijn te verdragen
Je kunt in je hoofd eindeloos mooie verhalen maken
en je valt vanzelf in slaap
zolang de rakketten wegblijven
Het zijn de explosies
die de verhalen in je hoofd verjagen
Maar wanneer de schutters in slaap vallen
kun je weer dromen:
schalen vol lekkernijen
fraaie schoolspullen
dozen vol speelgoed en sprookjesboeken
Het zijn de trouwe dromen,
zoet en heerlijk
om in de ochtend te herkauwen.
Maar de duisternis
O, de duisternis…
Weet dat ik me een beetje schaam
als ik mijn verhaal vertel –
want er zijn veel afgrijselijker verhalen
Toen de zogeheten ‘soldaten van de vrede’ vertrokken
onverrichterzake
naar een volgende missie,
lieten ze naar verluidt wel zeven miljard dollar aan wapens achter
Gratis
Zomaar
Cadeau
uit liefdadigheid
Of misschien uit wroeging
om de afgeveegde dromen van kinderen
de opgegeven meisjes
Om de sluier die de zon voor hen wegneemt
van opgang tot ondergang
elke dag weer
Mogen jouw dromen zoet zijn, mijn Licht!
vol van de zon in vrijheid op je kruin!
Je bent een nakomeling van overlevenden!
Ook je oma heette ‘Licht’
– dat is geen grap!
al werd ze gauw een kind van de duistere tijden…
En je opa heette ‘Dienaar van gerechtigheid’
En waarlijk: dat klopt als een bus!
Je kunt een oorlog overleven door verliefd te worden,
je kunt gedichten blijven lezen, of zelf schrijven,
doen alsof de gevechten buiten op straat niet echt zijn,
maar de dracula groeide,
verduisterde de maan met zijn vleugels,
met zijn klauwen griste hij de sterrenlampjes weg
Zo werd de dageraad tot een marteling
Wij reisden naar het licht,
we reisden te land en ter zee
om uit de lucht te vallen
en te belanden in het geboorteland van je vader
– en van jou, mag ik hopen
Een zachte landing?
Het is maar hoe je het bekijkt
Weinig vragen kennen slechts ‘ja’ of ‘nee’ als antwoord
Je vader hebben we gedragen,
gedragen en gedragen…
Vraag me niet hoe,
vraag alsjeblieft niet hoe
Tussen de duisternis en het licht ligt altijd een ravijn,
soms klein, vaak groot en diep
Over het ravijn hoeven we niet uit te weiden,
geen duister verhaal mag dat van de echte duisternis overschaduwen
Maar onthoud dit, mijn Licht,
het waren niet de tulpenvelden die ons aantrokken,
of de lucht gevrijwaard van de geur van kerosine
En o ja, ik zou het belangrijkste nog vergeten:
het moest ergens zijn buiten de hel van de ‘eigen regio’
– dat wel
In de ‘eigen regio’ sneuvelt de waardigheid van een mens
met het grootste gemak
De waardigheid was niet bestemd voor je oma
De waardigheid was niet bestemd voor je opa
We droegen je vader,
we zetten hem op de wereld
in het land met de grote weilanden
vol koeien
– elk met een uier barstend van melk
Mijn Licht,
het was niet de zuivel,
niet de overvloed aan voedsel,
waar we ons land voor ruilden
Je opa is trouwens allergisch voor melk,
hij krijgt de kriebels van overvloed
Het was de vrijheid, Licht!
Vrijheid!
Die hebben we geleend
Van het land van de koeien met hun gulle uiers
Het is niet de melk,
De vrijheid mag je erven!
Wees er zuinig op, mijn Licht
Eer de nacht,
bewaak de sterrenlampjes,
koester de maan,
maar vergeet nooit de duisternis
en wat die kan aanrichten
Als je in het ochtendgloren staat te wenen,
luister naar de ochtendbries
Je komt van ‘Licht’ en ‘Gerechtigheid’,
de wind zal je de weg wijzen:
Vrijheid vind je in verbondenheid
– en in liefde!
*
Forugh Karimi
—- vorgedragen tijdens de herdenkingsdienst
Grote Kerk ‘s-Hertogenbosch, 4 mei 2022